(…..) Net als in het werktempo en de uitgerekte arbeidsuren gaan de medewerkers vanzelf mee in de spaarzame cultuur van het bedrijf. Op kantoor is de personeelschef daar dé ongeëvenaarde exponent van. Hij fungeert onder meer als uitgiftepunt voor kantoorartikelen. Alle vellen papier komen uit zijn afgesloten kast, net als pennen, potloden, gummen, nietjes, grootorderboeken, alles wat je zoal nodig hebt om de onderneming administratief overeind te houden. Gebruik van potloden heeft de voorkeur, want daar heeft een gum vat op. Een verschrijving kun je dan letterlijk ter plekke herstellen, zonder een strook papier te verbrassen.
Mocht je nieuweling zijn in het noteren van orders, salarisbedragen, toegeleverde materialen of wat ook, dan leer je zijn zuinigheid in het tijdsbestek van één potlood kennen. Het eerste wat je hoort, als je dit schrijfgerief bij hem aan het bureau gaat halen, is het geluid van brekend hout, kortweg: knak! Voor je ogen breekt het verantwoordelijk uitgiftepunt het potlood doormidden en slijpt een verse punt aan het onderste stuk. En slechts één van beide word je ter hand gesteld. Hele orders schrijven met half materiaal is de normaalste zaak in de zuinige cultuur. De chef is bovendien behendig in het plaatsen van de breuk, want als die te hoog zit, zou je daar zomaar verkeerde gedachten bij kunnen krijgen. Elk materiaal draagt, waar het maar enigszins kan, het opschrift: eigendom van het bedrijf. Stel dat zijn knakkende bezigheid ‘eigen’ afscheidt van ‘dom van het bedrijf’. Dan zou je het bovenste stuk tot je bezit kunnen rekenen en bij het onderste denken dat ze niet goed bezig zijn in de onderneming. En tot dan toe heeft de geschiedenis uitgewezen dat het helemaal niet zo dom is om zuinig te zijn met spullen! Daarom blijft de personeelschef heel precies knakken, waardoor je met ‘eigendom’ je gegevens en cijfers noteert of met ‘van het bedrijf’. Duidelijker kan het niet.
Maak trouwens niet de fout te denken dat je potlood op is als de kramp in je vingers begint te slaan bij je schrijfwerkzaamheden. Want als je je dan bij de personeelschef vervoegt voor een nieuw halfje, leer je dáár, aan zijn bureau, het verschil kennen tussen een vergevorderd potlood en eentje die op is. ‘Op? Dit potlood op? Nee hoor, deze gaat nog wel een tijdje mee!’ En vervolgens reikt hij je een verlengstuk aan waar je het geamputeerde stompje in kunt klemmen. Geen kramp meer en nog zeker voldoende grafiet om tien tot vijftien klantenorders mee te boeken. ‘Kom over een paar dagen maar terug als je potlood op is.’