(Jan 4)
Jan was vaste gast in het hoofdgebouw. Het terrein dat ie bestreek, eindigde zo’n beetje daar. Het wijkcentrum, het bankje bij de sporthal, gebouw G, het middenterrein, het ontmoetingscentrum en het hoofdgebouw. Dat vormde de omzoming van zijn wereld. Jan is in menig kantoor geweest. Met een geknakt narcisje in z’n vooruitgestoken hand en een sliertje tabak aan z’n lip doorbrak hij dan het serieuze gecijfer op Financiën, zong dwars door personele formatieplaatjes heen en dronk koffie temidden van genotuleerde hieroglyfen die met tienvingerige spoed in begrijpelijke taal werden omgezet. Maar het was niet de taal van Jan. Aandachtsfunctionarissen, intersectorale samenwerking, cliëntenparticipatie, vermaatschappelijking van zorg. Het was Jan een zorg. Hij had maar een paar regels nodig om iets te zeggen. En die regels verzon hij ter plekke. Wat hij zag, daar maakte hij meteen een liedje van. Vaak geheel op rijm, soms ook niet. Z’n creativiteit kende op dat vlak geen grenzen. Zo was elk liedje nieuw en actueel.